Binnen het onderwijs is het gebruikelijk dat leerlingen met
een leer- of gedragsprobleem, handicap of stoornis zo lang mogelijk in het
reguliere onderwijs opgevangen worden. Mede dankzij het zogenaamde “rugzakje”,
WSNS en de laatste ontwikkeling; passend onderwijs, zien we ook steeds meer
leerlingen met een bijzondere ontwikkeling in het reguliere onderwijs.
Autisme is een breed begrip. Mensen met stoornis in het
autistische spectrum hebben problemen in de informatieverwerking in de
hersenen. Vooral het leggen van verbanden en de sociale omgang met anderen is
lastig. Autisme is er in verschillende gradaties en er zijn ook verschillende
vormen bekend. De verschillende vormen van autisme zijn het klassiek autisme,
het syndroom van Asperger en PDD-NOS en McDD. Deze vormen kunnen voorkomen van
lichte variant tot ernstige variant. Kinderen met klassiek autisme zitten over
het algemeen niet op het reguliere onderwijs.
Kinderen met PDD-NOS (en McDD) en kinderen met het syndroom van Asperger
zitten wel op het reguliere onderwijs.
Wat is PDD-NOS?
PDD-NOS is de
afkorting van Pervasive
Developmental Disorder Not Otherwise Specified. PDD-NOS is in 90%
van de gevallen een erfelijke aandoening, bij de andere 10% ligt de oorzaak bij
een hersenziekte of hersenontsteking. Kinderen met PDD-NOS voldoen niet geheel
aan de criteria van de andere stoornissen binnen het autistische spectrum,
terwijl ze wel problemen ervaren in sociale interactie en communicatie en ze
hebben stereotiepe gedragspatronen en interesses (Van Lieshout, 2002).
Kinderen met PDD-NOS
kennen voornamelijk problemen op het gebied van sociale interactie,
communicatie, verbeeldend vermogen en abnormale prikkelgevoeligheid. Doordat
PDD-NOS een “rest categorie” is binnen het autistisch spectrum, is het lastig
te benoemen waar deze kinderen precies last van hebben. Ieder kind met autisme
is anders en moet ook anders behandeld worden(Baltussen, 2003).
De laatste jaren
wordt ook steeds vaker gesproken over McDD, Multiplex (complex)
Developmental Disorder. Kinderen met McDD zijn kinderen die gediagnosticeerd zijn met
PDD-NOS, maar hebben daarnaast moeite met het reguleren van
hun emoties. Ze worden overspoeld door emoties en kennen vele angsten.
Daarnaast zijn ze vaak agressief. Ook hebben ze een denkstoonis, dit houdt in
dat ze een grote fantasie hebben en fantasie en realiteit niet goed kunnen
onderscheiden. McDD is een classificatie in het autistisch spectrum die niet
voorkomt in de DSM-IV[1].
Wat zijn de kenmerken?
Kinderen met PDD-NOS zijn allemaal anders, en kunnen dus ook ieder op een andere manier opvallen. Hierbij een lijst met kenmerken die bij een kind met PDD-NOS kunnen voorkomen.
Kinderen met PDD-NOS
kunnen opvallen door:
-
onhandig
en angstig gedrag in sociale situaties
-
weinig
begrip en gebruik van non-verbale signalen (oogcontact, gelaatsexpressie,
lichaamshouding)
-
het niet
of nauwelijks leren van sociale ervaringen
-
het
ontbreken van wederkerigheid in het contact
-
een
eenzame, gesloten indruk te maken
-
zich
angstig te tonen voor veranderingen
-
fanatiek
vast te houden aan bepaalde routines
-
zich
koppig en driftig te uiten (ingegeven door angst)
-
een
eenzijdige belangstelling tonen
-
rigide en
dwangmatige gedragspatronen te ontwikkelen
-
overgevoeligheid
voor zintuiglijke prikkels
-
of juist
weinig gevoeligheid voor geluiden, beelden, temperaturen of aanrakingen
-
een trage
taalontwikkeling
-
eigenaardig
ouwelijk taalgebruik
-
taal in
alle gevallen letterlijk nemen
-
een
onhandige, stijve motoriek[2]
Hoe is het verloop van PDD-NOS
Kinderen met PDD-NOS vallen vanaf jongs af aan al op. Ouders merken thuis al dingen aan de ontwikkeling van het kind, maar zeker op school gaan veel kenmerken opvallen.
Leerkrachten en intern begeleiders kunnen niet zomaar
PDD-NOS diagnosticeren. De diagnose PDD-NOS kan alleen gesteld worden door een
gespecialiseerd kinderarts, -psychiater, - psycholoog of neuroloog.
Na het stellen van de diagnose zijn er op verschillende
vlakken gevolgen. Vanzelfsprekend heeft het gevolgen voor het kind, gevolgen
voor het gezin en het heeft gevolgen voor de schoolloopbaan van het kind.
Het kind zelf merkt gevolgen in de beperking van het
dagelijks functioneren. Afhankelijk van de ernst van de stoornis, heeft het
moeite met de sociale omgang met anderen en zal het zich onzeker en eenzaam
voelen. Daarnaast hebben deze kinderen meer dan gemiddeld last van angsten.
De gevolgen voor het gezin zijn ook groot. Doordat kinderen
met PDD-NOS moeite hebben met sociale interactie, is in de relatie tussen ouder
en kind geen echte wederkerigheid. Het opvoeden kan doordoor meer inzet vragen
van de ouders. Echter, de manier van omgaan met hun kind zal zich in de loop
van de jaren al intuïtief hebben aangepast. Ook broertjes en zusjes merken een
gebrek aan wederkerigheid. Daarnaast zijn spontane gezinsgebeurtenissen een
zeldzaamheid, omdat een kind met PDD-NOS het best vaart bij rust, regelmaat en
ritme. Spontane acties worden vaak in de war geschopt doordat het anders is dan
“normaal”.
Op school moet er rekening gehouden worden met een kind met
PDD-NOS. Denk hierbij aan de communicatie tussen de leerling en de leerkracht,
de communicatie tussen de leerling en medeleerlingen, de sociale interactie
binnen een school, veranderingen in een groep, instructie, het aanbieden van
lesstof en het bieden van een veilige omgeving.
Naast het feit dat er veel gevolgen zijn voor de omgeving
van een kind met PDD-NOS, is een diagnose ook heel fijn. Als je weet wat er aan
de hand is, is het aanpassen van de omgeving van een kind makkelijker, omdat je
weet waar je op moet letten. Dat wil niet zeggen dat er standaard adviezen zijn
die werken bij elke PDD-NOS’er.
Behandeling van PDD-NOS is geen standaard pakket. Dit komt omdat ieder kind met PDD-NOS uniek is. Wel zijn er tal van trainingen en therapieën om PDD-NOS te behandelen. Wat werkt bij het kind, is afhankelijk van de ernst van de stoornis en de specifieke problemen waar het kind tegenaan loopt.
Bij kinderen met PDD-NOS zijn voorspelbaarheid,
duidelijkheid en structuur belangrijke sleutels. Dit is niet alleen op school
nodig, ook thuis heeft een kind dit nodig. Als er tussen de school en thuis een
goede samenwerking is, is dit prettiger voor het kind. Sommige kinderen met
PDD-NOS hebben veel baat bij visualiseren (pictogrammen). Ook het maken van een
dagplanning kan helpen structuur te bieden in het leven van een kind met
PDD-NOS.
De omgeving van een kind met PDD-NOS heeft vooral kennis,
begrip en veiligheid nodig. Men moet begrijpen waarom het kind met PDD-NOS zo
reageert en men moet blijven investeren in een relatie waarin er weinig tot
geen wederkerigheid is. Ook moet ervoor gezorgd worden dat een kind met PDD-NOS
zich veilig voelt en gesteund wordt bij de angsten die het kind kan hebben.
Tot slot moet gekeken worden naar de behoeften van het kind.
De behoeften van een kind moeten altijd leidend zijn bij het maken van een
behandelplan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten